woensdag 29 oktober 2014

De fluit mooi maken

De binnenkant van de fluit is prachtig geworden. Nu nog de buiten kant. De buitenkant heeft soms vlekken of  beschadigingen. Die onvolkomenheden halen we weg met het schraapstaal en we beschermen de fluit door te politoeren.

Ik laat de kinderen zien wat een schraapstaal is. Ze voelen met de toppen van de vingers over het rechthoekige, ijzeren plaatje. Aan weerskanten zit een klein opstaand randje van ongeveer 1 mm.
Ik doe voor hoe je met dit randje de huid van de fluit schraapt. Bij de knoop - de dikke rand - gaat het soms moeilijk en dan help ik even.

Met het schraapstaal de huid van de fluit schrapen
Als de fluit geschraapt is, wordt hij geschuurd met schuurpapier: eerst met grof en daarna met fijn. Tenslotte gebruiken we staalwol. De fluit is dan spiegelglad.

Schuren met schuurpapier
Nu mag de naam met potlood op de fluit geschreven worden. Ik leg uit hoe het brandapparaat werkt en dan wordt de naam in de fluit gebrand. Sommigen tekenen nog een versiering die er ook ingebrand wordt.



Zo brand je een figuur op de fluit
Ter bescherming van de fluit tegen vieze vlekken gaan we politoeren. Ik doe voor hoe je de fluit eerst helemaal insmeert met paraffine. Daarna doe je op een ander doekje een beetje politoer en dan ga je heel hard wrijven. Er komt een soort (schel) lak op de fluit.  Die twee handelingen doe je drie keer.
Nu is de fluit helemaal klaar!

Insmeren met paraffine
                                         
Hard boenen met politoer

Bea Kloosterman

woensdag 22 oktober 2014

En nu een liedje spelen


Alle gaatjes zitten nu in de fluit. Hoe klinken al die verschillende tonen? Dat ga ik met de kinderen onderzoeken door een liedje te spelen.

Ik doe voor hoe ik met mijn rechterhand de onderste drie gaatjes sluit ( met de ringvinger, de middelvinger en de wijsvinger). Met mijn linkerhand sluit ik de bovenste drie gaatjes (met dezelfde vingers als die van de rechterhand) en met mijn linkerduim het achtergaatje.

Dan speel ik met mijn rechterhand het liedje De stoker en de machinist... d - g - g - fis - fis - e -e - d. De kinderen spelen mee. Ze kennen het nog uit klas 3 en klas 4. Dat klinkt heel mooi.
                                                                               
Uit: Speenkruid 1 verzameld door Truus ten Cate.
 
Dan spelen we hetzelfde liedje met de linkerhand (de onderste gaatjes blijven open, de  rechterhand ondersteunt de fluit) g - c - c - b - b - a - a - g.... We horen nu alle hoge tonen, behalve de toon hoge d.
De kinderen kennen dit liedje en ze hebben het vaak gespeeld op hun schoolfluit,  maar ze spelen het nu op hun zelfgebouwde fluit en dat maakt alles anders...15 fluiten, 15 blije gezichten, één liedje.

Over het versieren van de fluit lees je een volgende keer.

Bea Kloosterman                                                                                 
                                                                                














woensdag 15 oktober 2014

Alle gaatjes in de fluit

Er zijn nu 15 fluiten met de grondtoon d. Dat is één  toon. Om een liedje te spelen, heb je meer tonen nodig. Daarvoor maken we in deze les gaatjes in de fluit.

Ik heb uitgemeten waar het eerste gaatje moet komen. Op die plaats heb ik een stipje gezet. De kinderen maken met een priem een klein putje. In dat putje zetten ze de handboor en..... draaien maar.

Met de priem een putje maken op de plaats van de potloodstip.

De boor al doordraaiend omhoog trekken.

Ik help even mee als de boor door het bamboe heen is. Je trekt de boor nu al doordraaiend omhoog. Dat is voor veel kinderen een moeilijke beweging. Ze willen het liefst terugdraaien maar dan komen er rafels rondom het gaatje. Ik luister naar de toon en teken met potlood een randje om het gaatje. Dat stukje moet weg gevijld worden.

Het gaatje groter maken zodat de toon hoger wordt.

Na controle kan het volgende gaatje worden gemaakt. Er komen zes gaatjes aan de voorkant en één aan de achterkant.

Nu kunnen we een liedje spelen! Hoe we dat doen vertel ik volgende week.

Bea Kloosterman

woensdag 8 oktober 2014

De D is de grondtoon in de fluit

Er zijn nu 15 fluiten met elk een prachtige toon. De hoogte van de tonen is heel verschillend. Sommige fluiten hebben een  c als laagste toon, andere een cis en alles wat daartussen in zit. In deze les breng ik met de leerlingen alle fluiten op de grondtoon d.

Het controleren van de toon met het stemapparaat
Aftekenen van het stukje dat afgezaagd moet worden.
Eerst stel ik met behulp van een stemapparaat de toonhoogte vast. Ik weet dat er per halve toon een centimeter van de bamboebuis afgezaagd moet worden. Dat teken ik met potlood af op de fluit. De leerlingen zagen het er af. Dat zagen doen ze draaiend: anders ontstaat er een splinter. Om te voorkomen dat de zaag wegschiet op het gladde bamboe en een beschadiging maakt op de fluit, leggen ze de wijsvinger tegen het zaagblad.

Leg je wijsvinger tegen het blad van de zaag tijdens het zagen om het wegschieten van de zaag te voorkomen.
Aan het einde van de les blazen alle kinderen op hun fluit.  Alle fluiten: dik, dun, kort of lang hebben dezelfde grondtoon. De verwonderde gezichten spreken boekdelen. Ik noem dat de eerste ervaring met 'samen beleven'.

Bea Kloosterman

vrijdag 3 oktober 2014

Het kabouteren van de fluit


Vorige week vertelde ik hoe de kinderen beginnen met bouwen: een bamboebuis uitzoeken, tussenschot weg vijlen, venster, kanaal en vensterbank maken.  Nu ga ik beschrijven hoe ik de fluit verder gebruiksklaar maak. In bamboekringen heet dat "kabouteren".

Als de kurk in de fluit past, moet er nog een klein vlakje afgesneden worden. Dat vlakje sluit precies aan op het kanaal. Als je de fluit op je onderlip legt en je bovenlip er iets overheen en blaast.........  dan hoor je een toon. Die toon ga ik thuis optimaliseren d.w.z. alles controleren: kanaal, vensterbank en kijken of de kurk de buis goed afsluit.




Een passende kurk zoeken
Een klein vlakje van de kurk afsnijden


De kurk passend maken aan het mondstuk
Voor de kinderen is het moeilijk om een strakke rechthoek te maken. Het is heel lastig om gelijke druk te geven met de vijl. Het venster heeft soms de vorm van een ovaal of van een trapezium. Dat maak ik strak rechthoekig zonder het venster groter te maken. Bij het vijlen van het kanaal is de ene kant vaak dieper dan de andere kant.  Zo kijk ik ook de vensterbank na. Soms moet ik de kurk nog iets uithollen.

Bamboe is niet altijd kogelrond. Als ik door de fluit kijk zie ik naast het licht van het venster nog andere kieren. Die maak ik dicht met behulp van tape of plakvilt. Als de kwaliteit van de toon goed is, ben ik klaar voor de volgende stap. Dan kan de kurk afgezaagd worden en passend gemaakt aan het mondstuk.

Als alle 15 fluiten nagekeken zijn, ben ik twee-en-een-half uur verder.

Bea Kloosterman