dinsdag 10 maart 2015

Samenwerken met je fluit (deel 3)

Als je een mooie toon wilt laten horen moet de samenwerking van de speler en de fluit goed zijn. Er komt nu één mooie toon uit je fluit. Er kunnen vijftien tonen klinken. Hoe doe je dat? Wat moeten je vingers daarvoor "weten" ?

Op elk gaatje "ligt" een vinger. Soms, als beginneling, gaat dat niet zo lekker:
-  ze zijn heel krom en onwennig
-  de toppen van de vingers duwen de gaatjes te hard dicht
-  de vingers zijn soms krampachtig
-  als er een piepgeluid klinkt gaan de vingers nog harder knijpen, zonder resultaat.

Wat kun je doen? De vingers mogen als het ware "flappen" op de gaatjes. Je hoort dan een droog geluid. Je kunt met alle vingers deze oefening doen. Let op: als een vinger te hard op een gaatje duwt, komt er een rondje op het kussentje van de vinger.

De vingers mogen voor het goede geluid soepel heen en weer bewegen. Dat kan alleen als de armen losjes langs het lichaam hangen. Om dat te bereiken kun je de ellebogen op en neer bewegen zoals een vlinder dat doet.

Door combinaties van het optillen van je vingers krijg je verschillende tonen. De vingers hangen ongeveer één centimeter boven de gaatjes. Ze kunnen dan heel snel het gaatje weer sluiten.

Deze vingers hebben net in de tuin gewerkt. Ze liggen nu heel ontspannen op de gaatjes.
Bea Kloosterman

Geen opmerkingen:

Een reactie posten