woensdag 24 december 2014

Het "innerlijk" en het uiterlijk van de fluit.

Voor het bouwen van de fluit zijn technieken nodig. Voor het versieren ook. Ik noem dat het uiterlijk van de fluit. Maar het allerbelangrijkste is het "innerlijk" van de fluit, de klankkleur. Ook de klankkleur van de fluit kun je beïnvloeden.

Onder het "innerlijk" van de fluit versta ik het geluid: luid, hees, zacht, hard, fluisterend, met of zonder ruis, gesluierd, dun, ijl, helder, mysterieus. Als de toonhoogte hetzelfde is, kan de klankkleur oftewel het timbre heel verschillend zijn. Als voorbeeld neem ik een dun buisje. De toon wordt meestal helder en klein. Bij een dikke buis wordt de toon vaak stevig en fors.

Er zijn korte dikke en lange dunne fluiten.

De bouwer probeert de klank die bij een bepaalde buis past, optimaal te maken. De mogelijkheden daarvoor zijn: werken aan de vensterbank, aan de opening tussen de kurk en het kanaal, aan de gladheid van het afgesneden stukje van de kurk en aan het verder afschuinen van de vensterbank. Dat vraagt soms heel veel tijd maar het is de moeite waard.

Bea Kloosterman



Geen opmerkingen:

Een reactie posten